Opbouw
• Klas 1 en 2
In klas 1 en 2 kent het rooster algemeen vormende vakken, zoals Nederlands, rekenen/wiskunde, ICT, vrijetijdsbesteding, Engels, gymnastiek mediawijsheid en wereldoriëntatie. Daarnaast oriënteren de leerlingen zich op de richtingen detailhandel, techniek, zorg & welzijn, horeca en groen. Ze hebben elke dag een praktijkvak (techniek, plant & dier, koken of textiel), waarbij het bevorderen van de zelfredzaamheid eveneens een belangrijk leerdoel is. Ook loopt iedere leerling een interne stage, onder begeleiding van de conciërge.
• Klas 3
In klas 3 worden twee belangrijke elementen aan het programma toegevoegd: sectororiëntatie en de eerste stage buiten de school. Sectororiëntatie helpt de leerlingen om te kiezen voor een sector en opleiding voor in het vierde jaar. In klas 3 lopen de leerlingen in groepen één dag per week stage. Elke negen weken gaat de groep naar een andere stageplek. Zo maken ze kennis met allerlei werkplekken en sectoren. De school begeleidt de groep ter plaatse. De sectorkeuze wordt in april gemaakt.
• Klas 4, 5 en 6
In leerjaar 4 t/m 6 gaan de leerlingen verder in de sector die ze hebben gekozen. Binnen de sector kiezen ze een opleiding, die ze kunnen afsluiten met een examen. Als ze slagen, krijgen ze een diploma, een certificaat of een getuigschrift dat door de branche wordt erkend. Daarmee maken ze meer kans op een baan. Van de uitreiking wordt een feestelijke gebeurtenis gemaakt.
Het onderwijs in leerjaar 4 t/m 6 wordt gegeven in ‘unitgroepen’. In leerjaar 5 en 6 lopen leerlingen drie dagen per week stage. Daarom hebben ze op school minder praktijkvakken. Het vakkenpakket wordt afgestemd op de gekozen beroepsrichting en bevat ook algemeen vormende vakken. De taal- en rekenlessen zijn gekoppeld aan de praktijk (bijvoorbeeld formulieren invullen en kosten berekenen). De stage kan een ‘plaatsingsstage’ worden. Dat is een stage die wordt omgezet in een arbeidscontract. De school zoekt een geschikte stageplaats, maar leerlingen of ouders kunnen ook zelf een suggestie hiervoor aandragen.

“Ik sta ’s ochtends bij de deur en geef iedereen een hand. Dan zie ik meteen of het koppie goed staat. Daarna drinken we thee en praten we over voetbal en andere dingen en kijken we het Jeugdjournaal. De dag beginnen bij de mentor geeft structuur en geborgenheid. We bieden een veilig schoolklimaat, waarin leerlingen zich in alle rust kunnen ontwikkelen. Op de basisschool hebben ze het vaak moeilijk gehad. Bij ons ontdekken ze hun kwaliteiten en krijgen ze zelfvertrouwen.”